Dossier Bodemerosie
- Bodem
- Koolstof
- Erosie
- Verdichting
- Compost
- Bodembewerking
- Niet-kerende bodembewerking
- Bodemverbetering
- Wateroverlast
- Water
- Klimaatverandering
Bodemerosie is een belangrijk probleem in de heuvelachtige streken in het zuiden van Vlaanderen, en zal als gevolg van de klimaatverandering nog belangrijker worden. Het heeft zowel landbouwkundige als maatschappelijke en milieukundige negatieve gevolgen. ILVO onderzoekt welke teelttechnische maatregelen het risico op erosie kunnen tegengaan.
Wat doet ILVO?
-
ILVO onderzoekt hoe teelttechnieken aangepast kunnen worden zodat het risico op erosie vermindert, zonder verlies aan opbrengst.
-
ILVO onderzoekt maatregelen om het koolstofgehalte in de bodem(toplaag) te verhogen, omdat dit een effectieve buffer vormt tegen erosie.
-
Als de bodem verdicht is zal water meer afstromen. ILVO onderzoekt hoe bodemverdichting kan worden vermeden of geremedieerd.
-
Bij dit type agroforestry volgt een greppel-berm-structuur de lijnen van het landschap. Hierdoor kan water zich gelijkmatiger verspreiden.
Wat is erosie?
Bodem- of watererosie is het proces waarbij bodemdeeltjes worden losgemaakt en verplaatst door inslaande regendruppels of afstromend water. De bodem kan hierdoor oppervlakkig of in geulen afspoelen en in extreme omstandigheden kunnen zelfs ravijnen ontstaan.
In de heuvelachtige streken in het zuiden van Vlaanderen is het risico op bodemerosie het grootst.
Wanneer zijn percelen het gevoeligst voor erosie?
De meest gevoelige periode voor erosie is het voorjaar wanneer de bodem is fijngemaakt voor het zaai- of plantbed en de gewassen nog maar een klein aandeel van het bodemoppervlak bedekken. Deze periode valt bovendien ook samen met de periode waarin er het meeste kans is op intensieve regen of onweersbuien in België.
Erosie en klimaatverandering
Uiteenlopende klimaatmodellen voorspellen dat de klimaatverandering in Vlaanderen zich vooral zal laten voelen onder de vorm van meer hittegolven, droogte en langere droogteperiodes, maar ook meer korte intensieve regenbuien. De kans op buien die veel erosie veroorzaken zal dus toenemen.
Dit maakt dat we onze bodems beter moeten wapenen tegen intense regenbuien. We moeten er tegelijk voor zorgen dat tijdens deze buien meer water de kans krijgt in de bodem te infiltreren, zodat onze waterbuffers tegen latere periodes van droogte aangevuld worden.
Welke vuistregels gelden om erosie te vermijden?
Er zijn simpelweg twee hoofdstrategieën om erosie te vermijden:
- De bodem weerbaarder maken tegen erosie.
- De kracht van regen en afstromend water breken.
Dit vertaalt zich concreet in enkele vuistregels die een landbouwer kan hanteren om erosie te beperken:
- Organisch stofgehalte en pH op peil houden
- Bodemverdichting vermijden zodat water goed in de bodem kan dringen
- De bodem zoveel mogelijk bedekt houden met gewassen, bv. groenbedekkers of gewassen met een goede (en snelle) bodembedekking
- Gewasresten/resten groenbedekker aan de oppervlakte houden door niet te ploegen
- Meer kluiten in het zaaibed laten
- Preferentiële lijnen waarlangs water versneld afstroomt vermijden, bv. door drempels tussen ruggen aan te leggen en bandensporen te wissen
> Lees de praktische gewas- en teeltfiches van GOMEROS
Erosie en niet-kerende bodembewerking
ILVO doet al jaren onderzoek naar niet-kerende bodembewerking, zowel op praktijkvelden als op langetermijnproefvelden, al dan niet in samenwerking met praktijkcentra in binnen- en buitenland. Het blijkt erg effectief tegen erosie in teelten zoals maïs. Door de bodem bij het bewerken niet om te woelen, blijft het organisch materiaal immers bovenaan de bouwvoor geconcentreerd. Hierdoor kunnen gewasresten van een voorgaande teelt of groenbedekkers de kracht van afstromend water breken. Na afbraak dragen die gewasresten bovendien bij tot een hoger bodemorganische stofgehalte in de toplaag. Dit stimuleert de vorming van meer stabiele bodemaggregaten, zodat de bodemdeeltjes minder snel worden losgemaakt door de kracht van regen. Niet-kerende bodembewerking stimuleert tot slot ook het bodemleven, zodat meer infiltratie van regenwater kan plaatsvinden.
Niet-kerende bodembewerking vraagt echter een gewijzigde manier van werken, aangepaste machines en een aangepaste teeltrotatie. Er kunnen ook verschuivingen plaatsvinden in ziekten en plagen. Daarenboven werkt het niet in alle teelten even goed. Uit onderzoek door het GOMEROS-project blijkt niet-kerende bodembewerking bv. minder effectief in de teelt van erwten, omdat deze teelt sowieso minder erosiegevoelig is. Ook bij fijnzadige teelten zoals ui werkt het minder goed, omdat deze teelten een heel fijn zaaibed vragen om een goede opkomst en gewasontwikkeling te bekomen, wat het effect van niet-kerende bodembewerking teniet doet.
Erosie in ruggenteelten
Gewassen die op ruggen worden geteeld zijn het sterkst gevoelig aan erosie omdat ze het regenwater concentreren tussen de ruggen, waar het snel gaat stromen. Het aanleggen van drempels tussen de ruggen kan afstromend water bufferen. Het is echter erg belangrijk dat de drempels goed en voldoende hoog worden aangelegd. Bij sommige teelten kunnen de drempels bovendien een hinderpaal zijn voor bv. schoffelen. Er kan in deze teelten eventueel gebruik gemaakt worden van een tand die de oppervlakkige verdichting tussen de ruggen breekt, zodat het water beter kan infiltreren.
Wetgeving voor erosiegevoelige percelen
Erosie wordt beïnvloed door tal van factoren. Op sommige factoren heeft de landbouwer geen invloed. Het gaat om het reliëf en de bodemtextuur. De vorm en grootte van de percelen bepalen dan weer de aard en grootte van het toestroomgebied. Samen bepalen deze factoren hoeveel erosie van het perceel kan afstromen als er geen erosiebeperkende maatregelen genomen worden – in beleidstermen heet dat ‘potentiële erosie’.
Via een model maken beleidsmakers een inschatting van de potentiële erosiegevoeligheid van de percelen, en geven ze een bijbehorende kleurencode. Dit is de basis van de erosiewetgeving, die vervat zit in de randvoorwaarden waaraan Vlaamse landbouwers moeten voldoen om recht te hebben op inkomenssteun van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB).
Naargelang de teelt en erosiegevoeligheid (kleur) van het perceel moeten landbouwers andere combinaties van de hierboven vernoemde erosiebeperkende maatregelen kiezen. Het beleid is erop gericht landbouwers te stimuleren hun bodems zo veel mogelijk bedekt te houden door een gewas of gewasresten en te werken aan een hogere bodemruwheid, maar ook bufferstroken aan te leggen en structurele werkzaamheden uit te voeren zoals dammen bouwen.
Percelen met optimale pH en hoog koolstofgehalte kunnen een erosiegevoeligheidsklasse dalen. Dat komt omdat een optimale pH en voldoende hoog koolstofgehalte belangrijk zijn voor een goede bodemstructuur en stabiliteit van de bodemkruimels. Hierdoor zullen minder deeltjes worden losgemaakt en afspoelen door inslaand en afstromend water.
> Voor de meest recente informatie over de randvoorwaarden en het erosiebeleid kan u terecht op de website van Landbouw & Visserij
Lees ook deze dossiers
- Bodemgezondheid
- Bodemverdichting (binnenkort)
- Bodemorganische koolstof
- Bodemverbetering met organische meststoffen