Onderzoeksproject ROOF FOOD: incubator voor daklandbouw

Voltooid ROOF FOOD
Dakmoestuin van het bedrijf Roof Food

Contacteer onze expert

Bart Vandecasteele

Bart Vandecasteele

Expert duurzame teeltsubstraten

Contact

Centrale onderzoeksvraag/doel

Het project ROOFFOOD focust op bodemkenmerken in de gelijknamige Gentse dakmoestuin ROOFFOOD, met de bedoeling om een inspirerende voorbeeldcase te zijn voor andere daklandbouw-projecten. ILVO karakteriseert de chemische en microbiologische eigenschappen van het substraat van de dakmoestuin, en bestudeert hoe een goeie wortelomgeving voor de groenten moet worden bekomen. Op basis van de metingen bepalen we de criteria voor een “dakmoestuin-verbeterend” middel (= een goeie substraatverbeteraar voor de dakmoestuin). Een betere fit tussen deze verbeteraar en de noden van de moestuin dragen bij tot het beter sluiten van de kringloop.

Onderzoeksaanpak

Het project is inmiddels afgelopen. De chemische eigenschappen van het substraat geven aan dat de pH hoog is, het koolstofgehalte aan de lage kant is en de vrijstelling van minerale N zeer laag is. Van de totale hoeveel N in het dakmoestuinsubstraat is er initieel slechts 1% onder minerale vorm aanwezig en de substraten leveren vrij weinig minerale N aan. Voldoende aanvoer van koolstof met een voldoende lage C/N-verhouding naar de dakmoestuin is belangrijk: hoe hoger het koolstofgehalte in het substraat, hoe meer minerale N deze organische stof voor de moestuin kan aanleveren. De microbiologie van het dakmoestuinsubstraat is gekarakteriseerd op basis van microbiële activiteit, microbiële biomassa en microbiële diversiteit. De microbiële activiteit in de dakmoestuin-substraten blijkt laag, wat wijst op stabiele organische stof in het substraat. De Roof Food stalen zijn bacterieel meer divers dan de 3 groepen referentiestalen (compost, houtig materiaal en potgrond). De schimmelpopulatie in de Roof Food stalen is meer divers dan potgrond, maar niet meer divers dan compost en houtig materiaal. Om de dakmoestuin circulair te beheren zijn onderzoekers op zoek gegaan naar een moestuin-verbeterend middel dat aansluit op de noden van de dakakker. Verschillende bodemverbeterende middelen (wormencompost, gft-composten, groencomposten) zijn vergeleken i.f.v. het behoud van de vruchtbaarheid van het dakmoestuin-substraat.

Relevantie/Valorisatie

Er is duidelijkheid gebracht in de uitdagingen voor de toekomst van de Gentse dakmoestuin. Eén ervan is om voldoende C (en dus organische stof) in de toplaag van de dakmoestuin te behouden, de pH niet verder te laten stijgen, en bij voorkeur zelfs licht te doen dalen, en te streven naar het toevoegen van organisch materiaal dat voldoende minerale N kan leveren. Om de gewenste combinatie van koolstofaanvoer, aanvoer van snel mineraliserend organisch materiaal en de verzuring in de toplaag te veroorzaken, blijkt er niet één kant-en-klare oplossing te bestaan in de vorm van één product. Verzurende werking en aanvoer van C kunnen via een houtig materiaal verkregen worden, terwijl aanvoer van een bron van minerale N en eventueel andere nutriënten via een compost of via een organische meststof kan gebeuren.