Persbericht Aanlandplicht en teruggooiverbod in de EU visserij: gunstig effect op lange termijn
Sinds 1 januari 2019 is de zogenaamde aanlandplicht in alle Europese visserijen in voege, na 4 jaar gefaseerde uitrol. Volgens ruim 100 mariene wetenschappers, onder wie specialisten van ILVO, is deze aanlandplicht wel degelijk in staat om zijn doel te bereiken, namelijk dat de visserijbestanden systematisch gezonder worden. “De maatregel hoeft voor de visserijsector op lange termijn niet te leiden tot erg zware meerkosten, maar de grote voorwaarde is dan dat iedereen de nieuwe regels correct naleeft.” In de controle op de naleving zien de onderzoekers momenteel zwakke plekken.
Bundeling onderzoek
Over de Europese aanlandplicht is zopas een internationaal wetenschappelijk boek uitgebracht, onder redactie van ILVO-onderzoeker Dr. Sebastian Uhlmann en twee collega’s.
De vele onderzoeksprojecten, de technische ontwikkelingen en de impactstudies die erin worden beschreven blijken nuttig en nodig geweest om de werkprocessen in de visserij te helpen aanpassen. Het gaat om vrij drastische veranderingen.
Bij beleidsmakers, NGO’s en beroepsverenigingen van vissers zijn er zowel grote pleitbezorgers als felle tegenstanders te vinden. Ook hun stem staat in het boek verwoord. Bij de Europese vissers klinkt over het algemeen weinig animo voor het teruggooiverbod en de aanlandplicht: “Harder werken, meer kosten, opgebruikte quota maar geen betere prijs voor de vis”.
Uhlmann S, Ulrich C, Kennelly S (2019) The European Landing Obligation. Reducing Discards in Complex, Multi-Species and Multi-Jurisdictional Fisheries. Springer International Publishing, 431p. Meer info over het boek en gratis download via https://www.springer.com/us/book/9783030033071
Ontstaan en uitrol van de aanlandplicht
Al in 2013 werd de aanlandplicht goedgekeurd als onderdeel van de hervorming van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid. Het grote doel: teruggooi van ongewenste vangst vermijden door vissers te verplichten die ook aan land te brengen. Dat leek op het eerste zicht paradoxaal: ongewenste bijvangst NIET langer teruggooien bracht de overlevingskans naar nul, terwijl die kans naargelang de vissoort, de omstandigheden (visserijpraktijk) en de verwerking aan boord wel sterk kon variëren (boven nul).
De aanlandplicht zorgt in elk geval op de vaartuigen voor méér sorteerwerk én voor meer inname van plaats in het ruim door “waardeloze” vis. Die nadelen sporen de vissers aan om manieren te vinden die de ongewenste bijvangsten in de netten reduceren.
Grootteorde van teruggooi
Kunnen de visbestanden op termijn gezonder worden (met grotere populaties) als de teruggooi-hoeveelheden worden teruggedrongen? Ja. Wetenschappelijk gecontroleerde cijfers tonen dat de teruggooi substantieel was in sommige visserijen. In de Noordzee telde men in 2013 voor wijting 88% teruggooi en voor schar 76%. Voor schol werd tot 43% teruggegooid, maar deze soort wordt veel aangeland, dus ook het totale teruggooivolume is hoog. Teruggooi van tong varieerde tussen de 10 en 20%. Voor tarbot en griet liggen de cijfers nog lager: op maximum 7%. Voor bot en hondshaai bestaan er enkel schattingen en geen tellingen. Men neemt aan dat het tot 50% en meer oploopt.
Selectiever vissen
Meerdere innovatieve visserijtechnieken die de selectiviteit van het net verbeteren zijn al ontwikkeld sinds er sprake is van de aanlandplicht. Dat gaat van het inbouwen van ontsnappingspanelen in de netten tot het aanpassen van de grootte en vorm van de mazen.
In Vlaanderen, aan ILVO, loopt momenteel nog het project COMBItuig, waarbij wetenschappers en vissers samen uitzoeken welke combinatie van maatregelen de beste resultaten geeft voor specifieke vaartuigen of visgronden. “Vooral in gemengde visserijen zijn de mogelijkheden van technische aanpassingen toch gelimiteerd. Grotere mazen inbouwen om ontsnapping van ondermaatse vis te bevorderen, betekent bijvoorbeeld verlies van marktwaardige en waardevolle tong.”
Volgens onderzoekers is er nog meer vooruitgang te boeken via zogenaamde tactische keuzes van de visser, met name slimmer kiezen op welke plaats en tijdstip hij zijn netten uitgooit. Met analyse van vangsten en modelberekeningen zijn er plaatsen en omstandigheden in kaart te brengen die een hoger risico geven op veel ongewenste bijvangst. “Dergelijke kaarten zijn al gemaakt voor haaien in de Azoren en voor kabeljauwachtigen in de noordelijke Noordzee. De vissers gebruiken ze nu om de risicoplekken te vermijden”, verduidelijkt Sebastian Uhlmann.
Nog meer doorgedreven is de piste van ‘real-time closures’ of zeer tijdelijke sluitingen. Vissers die op een bepaalde plaats veel bijvangst binnenhalen hebben technisch de mogelijkheid om dat onmiddellijk (real time) te delen met collega’s en coördinerende instanties. Andere vissers ontlopen daardoor het nadeel van veel ongewenste bijvangst. Een dergelijk systeem vergt nog heel wat technische ontwikkeling. De snelle en objectieve analyse van de vangstsamenstelling impliceert onder meer camera’s met automatische beeldanalyse, connectie met satelliet positiebepalingen en real time connecties. “Voor sommigen klinkt het als big brother. Maar er is een onderscheid tussen controlecamera’s en technologische ondersteuning om de visvangst efficiënt te verduurzamen.”
Overlevingskansen van een vis
Nog een nieuw thema ten gevolge van de aanlandplicht is het onderzoek naar overleving van gevangen vis. Data daarover kunnen de basis vormen voor een eventuele (logische) uitzondering op het teruggooiverbod. Als kan worden aangetoond dat een bepaalde soort bijvangst (die men voortaan in het ruim moet houden en aanlanden) éigenlijk een hoge kans op overleving had gehad indien teruggegooid, dan zou aanlanden de minst biologisch-gunstige oplossing zijn. Want een overlevende teruggegooide vis kan nog doorgroeien en zich voortplanten.
ILVO onderzoekt de overlevingskans na teruggooi van pladijs en van rog. Dat gebeurt o.m. met de reflexmethodiek. Bij pladijs is een correlatie vastgesteld tussen overlevingskans en onder andere sleepduur en watertemperatuur. ILVO wil niet alleen de overleving op zich vaststellen, maar ze ook voorspellen én verbeteren (voor meerdere soorten). Het onderzoek rond een uitzondering voor pladijs is nog steeds lopend.
Van rog (een diverse soortengroep waarbij een aantal zeldzame en kwetsbare soorten extra opvolging en bescherming nodig hebben) is reeds geweten dat de overlevingskans verbetert als men bepaalde procedures aan boord aanpast. Voor ondermaatse Noorse kreeft lopen er testen om ze sneller levend en wel terug in het water te krijgen via een extra afvoergoot op het schip.
Verwerking van aangelande niet-voor-consumptie-toegelaten vis
Ondanks alle selectiviteitsaanpassingen en uitzonderingen is het wellicht een illusie om de vangst van ongewenste vis op nul te brengen, vooral in gemengde visserijen. Er wordt dus toch (overal) ondermaatse vis aangeland en dat zal blijven gebeuren. Dergelijke vis mag niet verkocht worden voor directe consumptie. Hij moet ofwel vernietigd worden, ofwel moet er een vorm van verwerking aan land worden uitgebouwd. Wegens de grote regionale verschillen tussen vb. kleinschalige visserijen in de Middellandse zee en de meer industriële visserij in de Atlantische Oceaan zal die verwerking ook divers zijn qua proces en einddoel.
“De verwerking van de ongewenste vis in de Europese vissershavens staat nog in zijn kinderschoenen. Men verwacht van het onderzoek ideeën voor mogelijke haalbare valorisatieketens”, schetst Uhlmann. In Vlaanderen en Spanje is de opportuniteit onderzocht om de vis te fermenteren of te sileren (silage is een bewaartechniek, een soort inkuiling in een zure omgeving) voorafgaand aan eventuele verder gebruik/verwerking in de voedings- en voederindustrie. Voor verschillende vissoorten werd de samenstelling bekeken, en werden bewaarstrategieën getest.
Dat ongewenste bijvangst bestaat uit verschillende vissoorten, blijkt een extra uitdaging, niet alleen voor verwerking maar ook voor controle. Daarom wordt momenteel gemikt op de snelle en zekere identificatie van de vis via een genetische vingerafdruk.
Visserijquota in herziening?
De aanlandingsplicht impliceert volgens de Europese experts aanpassingen aan de berekeningen van de visserijquota. Binnen ICES (International Council for the Exploration of the Sea) is men een systeem aan het uitwerken rond de zogenaamde “quota uplift”. Dat is een verhoging van de quota, niet om meer te kunnen vangen of om de verdeelsleutel tussen de landen te wijzigen, maar om de verwachte ongewenste bijvangst per soort in de aangelande totalen te verrekenen.
In gemengde visserijen levert het meerekenen van ongewenste vangst in de quota een nieuw probleem op. “Stel dat er in jouw vangst één soort zit waarvoor je quotum op is, dan moet je in principe meteen stoppen met vissen. (Vroeger kon je nog teruggooien.) Die soort wordt jouw individuele knelpuntsoort (choke species).” Daarvoor een oplossing vinden staat hoog op de agenda. Sebastian Uhlmann: “Men doktert een mogelijk flexibel systeem uit: vissers die quotum kunnen ruilen of verhandelen, en die dus quotum kunnen kopen voor hun knelpuntsoort.” Momenteel zijn dergelijke ruilsystemen tussen vaartuigen in sommige landen wel, en in andere niet toegelaten. In België kan het niet, in Nederland bijvoorbeeld wel.
Haalbaarheid en kostprijs
Innovaties zoals tuig voor selectievere vangst of installaties op het schip om een verbeterde overleving (van de aanlandings-uitzonderingen) te garanderen vergt financiële investeringen. Ongewenste vangst aan boord houden en aanlanden betekent in de praktijk dat vissers meer trips van en naar de haven maken voor dezelfde hoeveelheid verkoopbare vis, dus een hogere brandstoffactuur. En de ervaring uit IJsland en Noorwegen leert dat het tijd vraagt om innovaties om te zetten in praktijk, en om een mentaliteitsverandering te realiseren ten opzichte van teruggooi.
Wetenschappers hebben op basis van zeven case studies in verschillende visserijen financiële toekomstscenario’s berekend. In de meeste scenario’s onder volledige implementatie zakken de winsten minimaal 5%, zelfs als er flexibiliteitsmaatregelen worden ingevoerd. Positief is dat de verminderde druk op de visbestanden de deur opent naar herstel, en dat er in de toekomst dus betere vangstvooruitzichten ontstaan op (een nog langere) termijn.
Naleving en controle is cruciaal
Dé voorwaarde om inderdaad uit te komen bij (beperkte) economisch verliezen en bij herstellende visbestanden is een correcte naleving en handhaving, zeggen de wetenschappers. Maar het vermoeden bestaat dat vissers stiekem blijven teruggooien, vooral als de kosten en de lasten van de afhandeling aan land hoog zijn.
Momenteel heerst onduidelijkheid over de praktische uitvoering van controles én over mogelijke sancties. De handhaving is complex doordat de Europese regio’s en de vloten sterk verschillen. De controleprocedures moeten daar soepel en fair op aansluiten. “Eén stap naar goede handhaving is dat de samenstelling van de vangsten, liefst van op afstand (met camera’s?), snel en betrouwbaar wordt ingeschat. In Canada en de Verenigde Staten zet men inderdaad camerasystemen aan boord. In Europa is die piste in onderzoek.
Meer info over het boek en gratis download via