Onderzoeksproject Reductie van Campylobacter in braadkippentomen: identificatie van risicofactoren, evaluatie van het effect van verhoogde bioveiligheid en beschermende rol van microbiota van Campylobacter-vrije tomen
Algemeen kader
Campylobacter is in de geïndustrialiseerde wereld de belangrijkste bacteriële oorzaak van humane gastro-enteritis. Men schat dat 50-80% van alle Campylobacter stammen, geïsoleerd uit mensen, afkomstig zijn van pluimvee. Het algemene doel van CAMPREVENT was om een efficiënt maar werkbaar (verhoogd) bioveiligheidsprotocol op te stellen om de kans op Campylobacter insleep op braadkippenbedrijven te reduceren. Daarnaast werd onderzocht of er een verschil is tussen de microbiota van braadkippen die Campylobacter-vrij blijven doorheen de opfok en de microbiota van tomen die wel gekoloniseerd worden of zijn met Campylobacter.
Onderzoeksaanpak
Tijdens deze studie zijn 10 pluimveebedrijven gedurende 3 rondes opgevolgd met wekelijkse staalnames van de kippen. Indicatoren voor een reeks uit wetenschappelijke literatuur gehaalde risicofactoren werden bestudeerd. Aan de hand van moleculaire typeringen leidde dit tot de identificatie van de belangrijkste risico-factoren op Vlaamse pluimveebedrijven, incl. gemengde bedrijven. Gebaseerd op de resultaten werden ook staalnames uitgevoerd in de slachthuizen, met name van de kratten waarin de kippen vervoerd werden en van de krattenwasinstallatie. Cecale droppings van Campylobacter-vrije tomen en tomen die positief werden tijdens de opfok werden geanalyseerd om de bacteriële samenstelling tussen deze twee groepen te onderzoeken. Tot slot werd ook een cultuuronafhankelijke technieken flaA-NGS ontwikkeld en vergeleken met de klassieke cultuurmethode.
Relevantie/Valorisatie
Op de 10 gevolgde braadkippenbedrijven bleek de leeftijd van 4-6 weken het meest kritische moment voor Campylobacter kolonisatie. Ongeveer 1/3e van de tomen werd positief tijdens de opfok, waarvan de meeste gekoloniseerd geraakten na uitdunnen. We vonden een epidemiologische link tussen het gecontamineerde materiaal en de resterende kippen na uitdunnen. Efficiënte R&O (reiniging en ontsmetting) van de kratten bleek in de meeste slachthuizen een probleem, waarbij zowel een inefficiënt R&O proces als gecontamineerd waswater problematisch kon zijn. Klassieke cultivatie bleek nog steeds superieur te zijn boven cultuuronafhankelijke technieken zoals flaA-NGS en 16S rRNA gen metabarcoding voor opsporen van Campylobacter in pluimveestalen, al bleek flaA-NGS wel interessant te zijn om in één staal meerdere subtypes te detecteren. 16S rRNA gen metabarcoding toont zich nuttig om mogelijke probiotische stammen te identificeren. In deze context bleek Megamonas een mogelijke interessant genus te zijn om verder te onderzoeken op anti-Campylobacter activiteit. Tot slot werd berekend dat een stijging van €0,03/kg levend gewicht in de verkoopprijs van het pluimveevlees, het economische verlies van de omschakeling van 25% uitdunning naar geen uitdunning zou moeten compenseren.
Financiering
FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de voedselketen en Leefmilieu