Projectnieuws Organische koolstofgehalte in bodems van openbaar domein en particuliere tuinen

29/03/2021

Gazons en siertuinen bevatten evenveel koolstof als landbouwgrasland, maar moestuinen realiseren een verdubbeling ten opzichte van akkerland, zo blijkt uit metingen binnen project C-GAR. Daar moet rekening mee worden gehouden bij het ontwerp van een monitoringsnetwerk voor koolstofvoorraden in Vlaamse bodems.

tuin met gazon en sierplanten

Via de LULUCF (Land Use, Land use Change and Forestry ) regulering wil de Europese Unie ingrijpen op de door menselijke activiteiten geïnduceerde emissies en/of opslag in koolstofvoorraden. Ze stelt hierbij de “no-debit rule” voorop voor de periode 2021-2030. Concreet dient iedere lidstaat alles in het werk te stellen zodat de bestaande koolstofvoorraden op zijn minst behouden blijven aan het eind van die periode. Om te kunnen voldoen aan deze doelstelling ambieert de Vlaamse Overheid de opstart van een systematische monitoring van veranderingen in organische koolstofvoorraden in Vlaamse bodems. Om een dergelijke grootschalige bemonstering beheersbaar en kostenefficiënt te houden dient op voorhand de aanwezige variabiliteit en de hoeveelheid staalnamepunten die vereist zullen zijn om een bepaalde verandering in organische koolstof te kunnen detecteren, ingeschat te worden. Voor grasland, akkerland, bos en natuur kon dit reeds vrij nauwkeurig bepaald worden maar voor openbaar domein en particuliere tuinen waren onvoldoende gegevens voorradig. Daarop sloegen, in opdracht van de Vlaamse Overheid, ILVO, Universiteit Gent en INBO de handen in elkaar en voerden een éénmalige monitoring uit van de organische koolstofstocks in bodems van openbare domeinen, wegbermen en particuliere tuinen. ILVO was daarbij verantwoordelijk voor de staalname in tuinen.

In het najaar van 2019 en het voorjaar van 2020 werden in 35 tuinen geografisch verspreid over Vlaanderen bodemstalen genomen tot 1m diep om de aanwezige koolstofvoorraden te kunnen bepalen. In iedere tuin werd daarbij een onderscheid gemaakt tussen gazon, siertuin (o.a. hagen, borders, bloemenperk) en moestuin waarna ieder tuindeel afzonderlijk werd bemonsterd. De deelnemende tuinen situeerden zich vooral op de lichtere bodemtexturen (lemig zand, zand) en varieerden in grootte van 200 m² tot wel 12000 m². In 83% van de gevallen was er naast een gazon ook een siertuin aanwezig terwijl in slechts 33% van de tuinen ook een moestuin aanwezig was. De hoeveelheid koolstof die gemiddeld aanwezig was onder gazon en siertuin bleek ongeveer even groot en bedroeg respectievelijk 71 en 74 ton/ha in de 0-30cm bodemlaag. Waarden die dicht aansluiten bij wat in regel aanwezig is in landbouwkundig grasland. In moestuinen bleek dat weer beduidend meer koolstof aanwezig (98 ton/ha). Ongeveer dubbel zo veel als wat in landbouwakkers wordt aangetroffen. Het quasi jaarlijks toepassen van aanzienlijke hoeveelheden structuurrijk organisch materiaal (vb. compost, stalmest) kan hier als voornaamste reden naar voor geschoven worden. Als aanbeveling naar het koolstofmonitoringnetwerk kunnen we stellen dat gazons en siertuinen niet afzonderlijk moeten bemonsterd worden wat de bemonstering aanzienlijk vergemakkelijkt aangezien beide tuindelen vaak gespreid en gefragmenteerd voorkomen binnen één tuin. Aangezien de koolstofvoorraden van moestuinen duidelijk groter en variabeler waren dan die van gazons en siertuinen lijkt een afzonderlijke staalname hier aangewezen.

Vragen?

Contacteer ons

Tommy D'Hose

Onderzoeker ILVO

Ook interessant