Persbericht Nieuwe landbouwsystemen bieden antwoord op anonieme voedselconsumptie
Alternatieve voedselinitiatieven herstellen de connectie tussen voeding en maatschappij. Wordt dit het landbouwmodel van de toekomst?
Ons huidige landbouwmodel staat onder druk: we weten steeds minder waar ons voedsel vandaan komt en onder welke omstandigheden het geproduceerd werd. Producent en consument zijn anoniem voor elkaar geworden.
AVI
Daar zoeken alternatieve voedselinitiatieven (AVI’s) een antwoord op. Het zijn kleinschalige, lokale initiatieven die nieuwe verbindingen zoeken tussen landbouw en maatschappij om tot een duurzaam landbouwmodel te komen. Het gaat bijvoorbeeld over initiatieven die voedselproductie combineren met andere maatschappelijke belangen, zoals sociale tewerkstelling of duurzame afvalverwerking.
Marlinde Koopmans onderzocht voor haar doctoraat aan de Universiteit Gent en het Vlaams Instituut voor Landbouw, Visserij- en Voedingsonderzoek (ILVO) wat deze initiatieven stimuleert, en wat hen net tegenwerkt. Daarvoor bestudeerde ze samen met haar collega’s 26 voedselinitiatieven in 12 landen, op één na allemaal Europees.
Verbinden
“In tegenstelling tot het reguliere landbouwsysteem willen alternatieve voedselinitiatieven sociale, economische en ecologische dimensies met elkaar verbinden”, aldus Koopmans. “En daardoor zorgen deze initiatieven niet alleen binnen de landbouwsector voor vernieuwing, maar juist ook in relatie tot andere sectoren. Denk maar aan nieuwe vormen van werkgelegenheid en landgebruik.”
Als voorbeeld noemt ze het moestuinproject De Site in Gent, waar buurtbewoners groenten konden kweken op een oud industrieterrein. Ook daklozen en mensen zonder papieren werden er tewerkgesteld; hun loon ontvingen ze in een lokale munt (genaamd Torekes) waarmee ze in buurtwinkels konden betalen. Bovendien was het hele beheer van dit openbaar terrein in handen van de gebruikers zelf.
Marlinde Koopmans: “In dit project zie je goed hoe het kweken van voedsel ook sociale banden versterkt, de buurteconomie stimuleert en natuur in de stad brengt op een plaats waar vroeger industrie was. De betrokkenheid van de gebruikers met de site en de beslissingsruimte die ze kregen om de plek te beheren, was van groot belang om dit te doen slagen.”
Landbouwmodel van de toekomst?
Zouden dit soort projecten dan de weg zijn naar de landbouw van de toekomst? “Als je ze puur op productiecapaciteit beoordeelt niet”, meent Koopmans. “Maar wel wanneer je kijkt naar hun capaciteit om te verbinden en in te spelen op nieuwe kansen, kortom hun veranderingskracht”, aldus Koopmans.
"In het huidige landbouwsysteem is er de afgelopen decennia voornamelijk ingezet op het aanpassingsvermogen van de landbouw, maar daarbij is er sterk ingeboet op het behoud van veranderingskracht. Voor een veerkrachtig systeem heb je echter beide nodig. Alternatieve voedselinitiatieven bieden tal van interessante voorbeelden waarin juist deze veranderingskracht sterk is ontwikkeld.”
Om die veranderingskracht te behouden, is er veel flexibiliteit nodig, zowel binnen de organisatie als in relatie tot andere organisaties. En daar knelt vaak het schoentje. Groei betekent voor alternatieve voedselinitiatieven immers dat niet alleen zij moeten groeien, maar dat àlle partijen moeten meegroeien. Zonder de bereidheid van de betrokken partijen om mee te gaan in het pad van verandering, verliezen de initiatieven de nodige flexibiliteit en hun innovatief ontwikkelingspotentieel.
Beleid met ruimte voor experiment
In de praktijk blijft het vaak bij een uitzonderlijk geval van één bepaald voedselinitiatief. Maar, zo pleit Koopmans: “Innovatieve praktijken gestart door deze initiatieven zouden vaker moeten leiden tot nieuwe beleidsexperimenten. Experimenteren op structurele basis kan actoren van verschillende politieke niveaus en sectoren betrekken om samen mogelijke nieuwe ontwikkelingspaden voor de landbouwsector te verkennen.”
“Daarnaast zou het beleid behoud van flexibiliteit beter moeten ondersteunen. En in plaats van strikte wettelijke voorschriften zou er een verschuiving moeten komen naar doelen en prioriteiten die als sturingsmechanisme werken om beleidsdoelstellingen te bereiken”, besluit de onderzoekster.