Persbericht Hoe kunnen we sneller overschakelen van een fossiele economie naar een bio-economie?

07/07/2017
Akker met miscanthus of olifantengras
Miscanthus of olifantengras is een meerjarig gras dat met zijn hoog opbrengstpotentieel ideaal is voor gebruik in de bio-economie

“Om de overgang van fossiele economie naar een bio-economie waar te maken, zal iedereen zijn steentje moeten bijdragen”, zegt ILVO-UGent onderzoeker Jonas Van Lancker. Beleidsmakers zullen de randvoorwaarden voor deze duurzamere economie nog scherper moeten stellen, onderzoekersinstellingen zullen zich moeten organiseren om hun kennis maximaal te verspreiden en toe te passen, bedrijven zullen moeten samenwerken over industriegrenzen heen, en consumenten zullen zich bewust moeten worden van de voordelen.

Analyse van innovaties

Om daar gericht naar toe te werken, ontwikkelde de onderzoeker een BioID-model dat aanbevelingen rond innovatiemanagement in de bio-economie bundelt. Daarnaast introduceerde hij ook het nieuwe concept Organisatorisch Innovatie Systeem (OIS), dat kan gebruikt worden als een leidend model voor het ontwerp en de analyse van innovatieprojecten. Met zijn onderzoek leverde Jonas Van Lancker inzichten en aanbevelingen over hoe de overgang naar een bio-economie kan worden aangepakt en versneld.

Van fossiel naar bio

Ons huidig economisch systeem is gebaseerd op fossiele grondstoffen, maar dat komt onder druk door bevolkingsgroei en -veroudering, afnemende voorraden van grondstoffen en materialen, en een veranderend klimaat. Het ontwikkelen van een bio-economie kan oplossingen bieden voor een aantal van deze uitdagingen. Daarbij wordt biomassa op een duurzame manier geproduceerd en verwerkt in voedsel, voeder, papier, biobrandstof, bio-plastiek, en bio-farmaceutica. Daardoor worden we minder afhankelijk van fossiele grondstoffen, zoals olie, en kunnen we goederen en diensten aanbieden die minder belastend zijn voor het milieu.

Ondanks de inspanningen van veel onderzoekers gedurende de laatste 15 jaar, is de bio-economie nog steeds erg klein, vooral als je kijkt naar de niet-traditionele bio-economie, met onder andere biomaterialen, biobrandstof en biofarmacie. Vele technisch-wetenschappelijke vragen zijn nog steeds onbeantwoord, en nog meer socio-economische vraagstukken blijven open. Eén van die vraagstukken is “Als je binnen de bio-economie wil werken, hoe moet de innovatiestrategie van je organisatie of bedrijf er dan uit zien?” Om een transitie naar een bio-gebaseerde economie mogelijk te maken, zijn namelijk vele radicale innovaties nodig, bij zowel traditionele als nieuwe bedrijven. Er is wel eensgezindheid over het belang van kennisopbouw, onderzoek, ontwikkeling en innovatie voor het welslagen van de transitie, maar over de manier waarop dat moet gebeuren werd nog weinig onderzoek verricht. Tijdens zijn doctoraatsstudie ontwikkelde Jonas Van Lancker daarom inzichten in hoe organisaties hun beheerstrategieën voor innovatie kunnen aanpassen met het oog op een transitie naar een meer bio-gebaseerde economie. Vervolgens zocht hij uit wat dat betekent voor onderzoekers en bedrijven, maar ook voor overheden die een stimulerende omgeving voor innovatie willen opzetten en ondersteunen.

Stapsgewijze omschakeling van sectoren of radicale omschakeling per project?

Een overschakeling naar een bio-economie gaat gepaard met heel wat uitdagingen. Zo is het vaak onmogelijk om bestaande systemen aan te passen, en moeten er volledige nieuwe technieken worden uitgedokterd, en dat vraagt veel kennis. Er is ook nood aan samenwerking tussen verschillende actoren om kennis uit te wisselen en nieuwe waardeketens tot stand te brengen. Bovendien is commercialisatie van nieuwe bio-gebaseerde concepten vaak niet eenvoudig, en is wetgeving rond de bio-economie complex en versnipperd. Een stapsgewijze overschakeling, waarbij problemen gaandeweg worden opgelost, is hier duidelijk geen optie. Integendeel, er zijn ingrijpende veranderingen nodig, tegelijkertijd en doorheen de hele keten. Om dat op een gestructureerde manier te kunnen aanpakken, ontwikkelde de onderzoeker het BioID model. Dit model bundelt aanbevelingen rond innovatiebeheer in de bio-economie. Daarnaast werd ook het nieuwe concept Organisatorisch Innovatie Systeem (OIS) geïntroduceerd, dat kan gebruikt worden als een leidend model voor het ontwerp en de analyse van innovatieprojecten.

Een combinatie van het OIS concept en het BioID model werd in de praktijk toegepast, zowel in ILVO, een publieke onderzoeksinstelling als in 14 verschillende private bedrijven. Dat gebeurde aan de hand van documentanalyse en interviews. Op basis daarvan werden innovatiestrategieën binnen de bio-economie geanalyseerd op projectniveau.

Aanbevelingen voor onderzoek, industrie en beleid

Op basis van de resultaten van dit onderzoek werden 25 aanbevelingen geformuleerd voor onderzoek, industrie en beleid in de bio-economie. Zo is het voor industriële actoren aan te raden om een formele en samenhangende managementstrategie voor innovatie op te zetten, waarbij alle elementen aan bod komen. Dat gaat van de configuratie van het innovatieproces, over het beheer van innovatieprojecten, tot de structuur van het innovatiedepartement en de innovatiecultuur. Uit interviews blijkt dat bedrijven baat kunnen hebben bij een doordachte samenwerking met diverse externe partners. Bedrijven kunnen ook investeren in een bedrijfscultuur die innovatie ondersteunt. Dat kan bijvoorbeeld door alle medewerkers de kans te geven om na te denken over hoe het bedrijf nieuwe dingen kan doen, door tijd en ruimte te geven om creatief te zijn en te experimenteren, en door het juiste beloningsysteem op poten zetten dat creativiteit en innovatie gaat belonen (zowel financieel als ‘emotioneel’) en falen niet afstraft.

Beleidsmakers kunnen processen ondersteunen die helpen bij het ontwikkelen van duidelijke definities voor het begrip bio-economie en aanverwante concepten zoals biomassa-cascade en bio-rafinage. Een gemeenschappelijke visie rond die termen zal ervoor zorgen dat meer innovatie in ‘de juiste richting’ kan plaatsvinden. Daarnaast zijn er nog veel wettelijke struikelblokken die beleidsmakers mee kunnen wegwerken. Zo is de wetgeving rond “novel food” bijvoorbeeld wel goed ter bescherming van de volksgezondheid, maar staat die bepaalde valorisaties van nevenstromen in de weg. Ten slotte raden we aan te blijven investeren in onderzoek en ontwikkeling binnen bio-economie topics.

Dat onderzoek zou zich vooral moeten richten op projecten, want veel bedrijven zijn niet (volledig) bio-gebaseerd, waardoor onderzoeksgegevens op bedrijfsniveau niet helemaal representatief zijn. Via onderzoek kunnen beheerstrategieën voor innovatie, bijvoorbeeld op basis van het BioID model en het OIS-concept, gaandeweg worden bijgeschaafd op basis van ervaringen van verschillende spelers binnen de bio-economie.

Vragen?

Contacteer ons

Ook interessant