Onderzoeksproject Fytosanitaire risico's voor nieuw geïntroduceerde gewassen

Voltooid PRONC
Bataat

Contacteer onze expert

Kris De Jonghe

Kris De Jonghe

Expert plantengezondheid en plantpathogene virussen

Contact

Centrale onderzoeksvraag/doel

Er is bij de consument, en ook bij pionierende groententelers, een groeiende interesse voor de eetbare knolgewassen yacon, ulluco, bataat, crosne, mashua, oca en voor de zogenaamde vergeten groente aardpeer. Het gaat telkens om niches in een relatief nieuwe markt, waar er nog maar weinig plantziektestudies of voedselveiligheidsregels voor bestaan. Het plantmateriaal (het zaad, de knolletjes, de stekken) die soms uit exotische bestemmingen of via postorder binnen komen in het land, kunnen echter gemakkelijk nieuwe ziekten en plagen introduceren. Dit project stelt een essentiële vraag met een fytosanitaire inslag: wat kan qua introductie van ongekende/nieuwe ziekten gebeuren wanneer deze gewassen in de nabijheid van de 'traditionele' commerciële gewassen geteeld worden?

Onderzoeksaanpak

We hebben ons in dit project gefocusd op de nieuwe knolgewassen die vegetatief worden vermeerderd (yacon, ulluco, bataat, crosne, mashua, oca en aardpeer). Er is een inventarisatie gemaakt van waar deze nieuwe gewassen geteeld worden in België, welke variëteiten, en hoe het vermeerderingsmateriaal is ingevoerd en verdeeld. In het bijzonder zijn de insleeproutes van het vermeerderingsmateriaal in kaart gebracht. Verder is de virusstatus bepaald en is nagegaan welke nematoden aangetroffen werden, zowel in het vermeerderingsmateriaal, op het veld, als in de handel. Ten slotte zijn de fytosanitaire risico's van deze organismen ingeschat. Er is een eenduidig oordeel over welke fytosanitaire maatregelen gewenst zijn om de introductie en verspreiding van sommige van deze nieuwe plantschadelijke organismen in te perken.

Relevantie/Valorisatie

De inventaris van pathogene virussen en nematoden op de nieuw geïntroduceerde knolgewassen geeft een beter beeld van het risico dat deze ziekteverwekkers vormen voor de respectievelijke (exotische knol)gewassen zelf en voor andere (verwante) waardplanten die in België worden geteeld. Deze kennis was broodnodig om de fytosanitaire maatregelen die worden opgelegd door de Belgische en EU-autoriteiten te ondersteunen. De resultaten van het project bevorderden ook de algemene epidemiologische kennis rond aanwezige virussen en nematoden met gekend fytosanitair risico enerzijds, maar ook van nieuwe virussen waar tot op heden weinig informatie over beschikbaar is in de literatuur. Ook de Europese samenwerking in het parallelle transnationale Euphresco project was heel relevant in functie van bijvoorbeeld de gezamenlijke inspanning om voor enkele van de nieuwe virussen biologische karakterisatie experimenten op te zetten ter ondersteuning van een risicoanalyse.